Toetsenbord
Uw apparaat is uitgerust met een volledig
toetsenbord. U kunt het toetsenbord
openen door het aanraakscherm omhoog
te duwen. In alle toepassingen wordt de
weergave automatisch van staande naar
liggende stand veranderd zodra u het
toetsenbord opent.
18 Aan de slag
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
1 Functietoets. Als u een speciaal teken
dat op de rechterbovenhoek van een
toets staat wilt invoegen, drukt u op
de functietoets en vervolgens op de
gewenste toets. Als u meerdere
speciale tekens na elkaar wilt
invoegen, drukt u tweemaal snel op
de functietoets. Druk op de
functietoets om naar de normale
modus terug te gaan.
2 Shift-toets. Druk tweemaal op de
Shift-toets om tussen de modus voor
hoofdletters en kleine letters te
schakelen. Als u in de modus voor
kleine letters één hoofdletter wilt
invoeren, of andersom, drukt u op de
Shift-toets en vervolgens op de toets
van de gewenste letter.
3 Sym-toets. Als u speciale tekens die
niet op uw toetsenbord worden
weergegeven, wilt invoegen, drukt u
op de Sym-toets en kiest u het
gewenste teken.
4 Ctrl-toets. Voor sommige
snelkoppelingen hebt u de Ctrl-toets
nodig.
5 Spatie-toets
6 Shift-toets
7 Enter-toets
8 Navi™-toets (bladertoets). Druk op de
bladertoets om een selectie te maken.
Druk op de randen van de bladertoets
om naar links, rechts, boven of
beneden in het display te bladeren.
Houd de rand van de bladertoets
ingedrukt om het bladeren te
versnellen.
9 Backspace-toets. Druk op de
Backspace-toets als u een teken wilt
verwijderen. Als u meerdere tekens
wilt verwijderen, drukt u op de
Backspace-toets en houdt u deze
ingedrukt.
Tekens invoegen die niet op het
toetsenbord worden weergegeven
U kunt variaties op tekens invoeren, zoals
tekens met accenten. Als u á wilt
invoegen, houdt u de Sym-toets ingedrukt
terwijl u herhaaldelijk op A drukt totdat
het gewenste teken wordt weergegeven.
De volgorde en beschikbaarheid van
letters is afhankelijk van de geselecteerde
schrijftaal.